Tuintips
Een vlindervriendelijke tuin
Ook in je eigen tuin kan je zelf iets doen voor vlinders. Gladgeschoren gazons met een coniferenrij ernaast hebben niet veel te bieden aan vlinders. In een meer natuurlijke tuin liggen veel meer kansen voor alle levensstadia van vlinders. En het vraagt vaak ook nog minder onderhoud.
Vlinders hebben nood aan waardplanten, veel nectarrijke bloemen ook in voor- en najaar, variatie in soortensamenstelling en hoogte van je planten, inheemse planten waar mogelijk, wildere hoekjes om te verpoppen of te overwinteren en uiteraard geen pesticiden.
Hieronder vind je alvast enkele tips om je tuin 'vlindervriendelijk' te maken.
Klik op een rubriek om te starten (of klap meteen alles open | toe) :
- Plantenkeuze
- Voedsel voor rupsen
– waardplanten
Volwassen vlinders zijn niet zo kieskeurig en drinken nectar van verschillende soorten bloeiende planten. Rupsen daarentegen, voeden zich meestal maar met 1 of enkele soorten.
Vlinders gaan dus gericht op zoek naar deze planten. De planten waarop vlinders hun eieren leggen worden waardplanten genoemd.
- Meer weten over welke
waardplant door welke vlinder wordt gebruikt?
koninginnepage: wilde peen, maar ook op het loof van wortel, venkel en dille
groot en klein koolwitje: koolsoorten en andere kruisbloemigen, zoals damastbloem en koolzaad, oost-indische kers
klein geaderd witje: kruisbloemigen, zoals look-zonder-look en pinksterbloem
oranjetipje: look-zonder-look, pinksterbloem en judaspenning
citroenvlinder: vuilboom, wegedoorn
kleine vuurvlinder: schapenzuring, veldzuring
boomblauwtje: vuilboom, klimop, struikhei, hulst, wegedoorn, vlinderstruik en kattenstaart
icarusblauwtje: diverse klaversoorten zoals hopklaver, rolklaver en gewone rupsklaver
distelvlinder: diverse distelsoorten, kleine klit, kaasjeskruid en brandnetels
atalanta: grote en kleine brandnetel
dagpauwoog: grote brandnetel
kleine vos: grote brandnetel
gehakkelde aurelia: grote brandnetel, hop, iep, aalbes
landkaartje: grote brandnetel
bruin en oranje zandoogje: allerlei grassoorten
bont zandoogje: breedbladige overblijvende grassen zoals pijpenstrootje en witbol
kleine parelmoervlinder: akkerviooltje maar ook andere soorten viooltjes
- Hoe kan je waardplanten
toepassen in je tuin?
De meeste waardplanten zijn inheemse soorten. Je kan waardplanten op verschillende manieren in je tuin inpassen.
Bloemenweide
In graslanden komen van nature heel wat waardplanten voor. Door een stukje van je gazon niet te bemesten en minder regelmatig te maaien, komen die vaak vanzelf: rolkaver voor het icarusblauwtje, schapenzuring voor de kleine vuurvlinder, grassen voor zandoogjes en dikkopjes. Neem dus een stuk van je tuin in graslandbeheer (2 of 3 keer per jaar maaien en afvoeren, zonder bemesten). Vergeet niet om bij elke maaibeurt een stukje te laten staan. Door variatie aan te brengen, is er op elk moment wat te vinden voor de vlinders en hun eitjes, rupsen en poppen.Bomen, struiken en klimplanten
Met bomen, struiken, klimplanten, hagen en heggen geef je structuur aan je tuin. En als je de juiste soorten kiest, leveren ze tegelijk ook voedsel voor vlinders. Vuilboom, hulst, wegedoorn, iep, aalbes, klimop, en hop zijn goede structuurvormers, en tevens belangrijke waardplanten.Brandnetels
Brandnetels zijn niet de meest geliefde planten in een siertuin. Toch zijn ze heel belangrijk, want ze vormen voor verschillende vlindersoorten de enige voedselbron. Het zijn de waardplanten van kleine vos, dagpauwoog, atalanta, landkaartje en gehakkelde aurelia. Landkaartje en dagpauwoog kiezen brandnetels die op een vochtige plek in de halfschaduw groeien tegen een bomen- of struikenrand. Kleine vos verkiest brandnetels in de zon.Kijk dus eens of je ergens een wild hoekje met brandnetels kan laten staan. Nabij de composthoop schieten ze vaak vanzelf op.
Een plekje met brandnetels kan je aantrekkelijker maken door het in een vorm te snoeien zoals je met buxus doet.
Ook jij kan trouwens meegenieten van de brandnetels waar geen rupsen op zitten. Er zijn tal van lekkere recepten met brandnetels: brandnetelsoep, brandnetelkaastaart, brandnetelsoufflé, sausjes...
- Waardplant en nectarleverancier
in één
Pinksterbloem, look-zonder-look, damastbloem en judaspenning zijn behalve een nectarbron voor veel soorten dagvlinders ook waardplanten voor oranjetipje en klein geaderd witje. Distels zijn zowel nectarplant voor veel soorten, als waardplant van de distelvlinder. En op zandbodems is sporkenhout de absolute topper: nectar gedurende een lange periode, en waardplant voor boomblauwtje en citroenvlinder.
- Meer weten over welke
waardplant door welke vlinder wordt gebruikt?
- Voedsel voor vlinders
- nectarplanten
Vlinders zijn verzot op nectar. Die vinden ze in bloemen. Maar niet alle planten hebben nectar. Probeer ook om te zorgen dat er in je tuin het hele jaar door nectar te vinden is.
Hieronder een aantal planten die uitblinken in het aantrekken van dagvlinders:
Vlinderstruik (Buddleja sp.) - Wellicht de meest bekende vlinderlokker. Hij trekt inderdaad vlinders aan als een magneet. Maar het is ook een exoot die wel eens kan gaan woekeren. Hou hem dus binnen de perken. Recent werd een vlinderstruik ontwikkeld die geen zaden vormt en dus niet kan uitzaaien, de Buddleja ARGUS. Hij bestaat in twee kleuren; paars en wit. Een goed idee dus om je vlinderstruik -indien nodig- te vervangen door zo'n steriele variant.
Wilg (Salix sp.)
Wilgen zijn in het voorjaar een van de weinige abundante nectarbronnen. Naast vlinders komen er ook heel wat wilde bijen zich op voeden.
Beemdkroon (Knautia arvensis)
Sint-Janskruid (Hypericum perforatum)
Hemelsleutel (Sedum spectabile)
Gewoon knoopkruid (Centaurea jacea)
Koninginnekruid (Eupatorium purpureum)
Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
Slangenkruid (Echium vulgare)
Braam (Rubus sp.) Niet meteen een graag geziene tuingast, maar toch zijn bramen enorm geliefde nectarbronnen voor veel insecten waaronder dagvlinders. En voor jezelf zijn er in de zomer uiteraard de braambessen.
Zinia elegans Voor wie in de tuin toch liever wat meer exotische kleur uit hybride bloemen zoekt, vormen Zinia’s een idee. Het is een ideale nectarbron voor vlinders in de nazomer en herfst. Zinia is een forse plant van 50-75 cm hoog die overvloedig bloeit met grote bloemen (5-10 cm) in een variatie aan kleuren van eind juli tot aan de eerste vorst. Veel van de grotere vlinders blijven in de nazomer en het najaar dagen drinken van deze planten: atalanta, dagpauwoog, distelvlinder, koninginnepage, koolwitjes, kolibrievlinder, gamma-uil, zandoogjes, luzernevlinder, ... ze zijn er allemaal zot van. Zinia’s zijn ook zeer geschikt als snijbloem.
Zinia’s zijn eenjarig en worden gezaaid begin mei op een zonnige plaats; ze groeien best op een wat rijkere, luchtige bodem. De jonge zaailingen dienen gedund tot ze op 10-20 cm komen te staan; de tussenliggende plantjes kunnen verplant worden. Wie reeds vroeg bloemen wil, kan in maart-april binnen in potten zaaien en vanaf midden mei buiten uitplanten. In het late najaar kan je zaad winnen om zelf de teelt verder te zetten.
Zinia elegans is een eenjarige plant uit Mexico die bij de minste vorst afsterft. Ook het zaad overleeft de winter niet, zodat er geen risico is dat deze exotische planten uit je tuin “ontsnappen” en verwilderen in onze natuur.
- Veel of weinig nectar?
Niet alle bloemen hebben evenveel nectar. Sommige bloemen, zoals rozen en klaprozen, produceren zelfs helemaal geen nectar. Je zal er dan ook geen vlinders op vinden. Andere planten bevatten veel nectar (koninginnekruid, slangenkruid, braam …) en trekken heel veel vlinders aan. Het volstaat om ’n tijdje vlinders te volgen om te ontdekken welke planten hun voorkeur wegdragen.
- Bereikbare nectar
Vlinders hebben een lange roltong. Hiermee kunnen ze tot heel diep in bloemen nectar gaan snoepen. Planten met gevulde bloemen vormen echter een probleem. Gevulde bloemen zijn meestal het gevolg van kunstmatige selectie van planten. Hierbij wordt geselecteerd op bloemen waarvan de meeldraden omgevormd zijn tot kroonblaadjes. Door al die kroonblaadjes kunnen de vlinders niet meer tot bij de nectarbronnen. Doordat de overblijvende meeldraden verstopt zitten tussen de vele kroonblaadjes zijn die bloemen ook voor andere insecten minder interessant.
- Nectarrijke planten,
het hele jaar door...
Zorg ervoor dat er nectar van in het vroege voorjaar tot in de late herfst te vinden is in je tuin. Tijdens de zomermaanden vinden vlinders genoeg voedsel, maar de vroege vlinders zoals kleine vossen en de late vlinders zoals atalanta’s en dagpauwogen hebben soms moeite om voldoende te eten te vinden.
In het voorjaar zijn wilg, sleedoorn, peperboompje en hazelaar belangrijke nectarleveranciers, evenals kruidachtige planten zoals groot hoefblad, longkruid, hondsdraf en krokussen.
In het najaar zijn hemelsleutel, koninginnekruid, laatbloeiende vlinderstruiken en klimop belangrijk.
Elke tuin is anders van oppervlakte, bodem, bezonning,... De optimale plantenkeuze kan dus verschillen tussen tuinen.
- Veel of weinig nectar?
- Inheems of uitheems,
los of strak?
Inheemse planten hebben over het algemeen meer te bieden dan cultuurplanten. Wat nectaraanbod betreft kijken vlinders er niet naar of het om een inheemse of een uitheemse soort gaat. Maar Waardplanten zijn bijna steeds inheems.
Inheemse, wilde soorten roepen bij veel mensen associaties op met slordige, verwaarloosde tuinen. Het is inderdaad zo dat inheemse soorten meer voorkomen in tuinen waar de natuur wat meer haar gang kan gaan. Maar niets belet om ook in een strak vormgegeven tuin wilde planten toe te passen. Inheemse soorten kunnen net zo goed in borders worden gebruikt als gecultiveerde soorten. Een duidelijke structuur helpt om plantengroepen mooi te laten uitkomen. Je hoeft helemaal geen bloemenweide aan te leggen om je tuin aantrekkelijk te maken voor vlinders (maar het helpt wel natuurlijk). Wil je toch een bloemenweide aanleggen, maar hou je het liever een beetje strak, dan kan je doorheen je bloemenweide rechte stroken kort houden en als gazon onderhouden.
Als je kiest voor inheemse planten, probeer dan ook te kijken naar de herkomst van de planten of het zaad. Ook al hebben ze dezelfde wetenschappelijke naam, planten van kilometers ver kunnen genetisch sterk afwijken van de wilde soorten van hier. Probeer dus te vragen naar inheems en streekeigen materiaal. En waarom oogst je niet wat zaden uit een wegberm in de buurt?
- Rottend fruit...lekker!
Een deel van de appels, peren en pruimen die van je fruitbomen vallen, kan je gewoon op de grond laten rotten. Ze zijn een geliefkoosd toetje voor vlinders zoals de atalanta. Sommige vlinders zoals de grote weerschijnvlinder drinken zelfs helemaal geen nectar, en leven enkel van het sap van bomen en rottend fruit!
- Voedsel voor rupsen
– waardplanten
- Tuininrichting
-
Warmte en beschutting
Vlinders zijn koudbloedige dieren. Ze kunnen hun eigen lichaamstemperatuur niet op peil houden. Om warm te worden zijn ze afhankelijk van de zon. Door met hun vleugels open te zitten vangen ze zoveel mogelijk zon op. Wanneer ze warm genoeg hebben sluiten ze hun vleugels. Van zodra hun lichaamstemperatuur ca. 20° is, kunnen ze vliegen. Hun optimale lichaamstemperatuur is zelfs 35°C! Wanneer het te koud is houden ze zich schuil op een beschut plekje en wachten tot het weer betert. Is het echt te warm, zoeken ze een schaduwplekje op. Vlinders verkiezen dus warme hoekjes gericht op de zon. Nectarplanten in de schaduw zullen dus enkel opgezocht worden wanneer het echt heel warm is.
Uit de wind is het altijd een paar graden warmer. Vlinders verkiezen zo'n beschutte plekjes. Mensen creëren zo'n plekjes ook voor zichzelf door hagen, heggen, muren of schuttingen te plaatsen. Een haag of heg ‘absorbeert’ de wind. Een muur daarentegen vormt een ondoordringbare barrière waar de wind over of rond moet, met turbulenties tot gevolg. Hagen en heggen geven daardoor meer beschutting dan een muur.
Om die plekjes extra interessant te maken, kan je aan de voet van de muur, haag of heg nectarrijke planten zetten. - Structuur en variatie
Vlinders gebruiken de planten in je tuin als herkenningspunten. Wanneer je grote bloemenperken hebt met maar een soort plant erin, vliegen vlinders verloren. Vlinders hebben behoefte aan een gestructureerde en gevarieerde omgeving, afwisseling van hoge en lage planten, bomen, struiken, kruiden, een stukje gazon...
Hoog uitstekende planten (ook bomen) worden door mannetjes-vlinders gebruikt als uitkijkpost om vrouwtjes te zoeken. Sommige soorten zoals bont zandoogje, atalanta of groot dikkopje verdedigen vanaf die uitkijkpost een territorium. Andere mannetjes die er naderen, worden brutaal weggejaagd.
Op korte vegetaties kunnen vlinders zonnen of partners zoeken. In zones waar je minder maait, krijgen ook hogere kruiden de kans om tot bloei te komen. En vlinders vinden er plaatsen om te verpoppen of te overwinteren. test
- Bloemrijk grasland
Een bloemrijk grasland wordt door veel vlinders bezocht. Enkele typische soorten zijn icarusblauwtje, bruin zandoogje, kleine vuurvlinder en hooibeestje. De bloemrijkste graslanden krijg je op relatief voedselarme bodems. Heb je een eerder voedselrijke grond, dan zal je iets meer gras en iets minder bloemen hebben. Maar wilde bloemen komen steeds vanzelf. Inzaaien met bloemenmengsels is meestal niet nodig.
Een bloemrijk grasland op voedselarme grond hoef je maar één maal te maaien. Een grasland op voedselrijkere bodem maai je beter twee of zelfs drie maal per jaar. Probeer pas te maaien nadat de rupsen van de eerste generaties vlinders volgroeid zijn, bv. eind juni en nog een of twee keer in nazomer of najaar. Een grasland dat kort de winter in gaat, staat er in het voorjaar het beste bij. Je laat best wel elk jaar ongeveer 10% van je grasland gewoon staan. Dat zorgt voor variatie in structuur en voor een continu voedselaanbod voor vlinders en een plek voor rupsen om ongestoord te ontwikkelen of overwinteren. Laat elk jaar een ander stukje staan zodat je grasland niet verruigd.
- Stenige omgeving
Stenen houden de warmte van de zon goed vast. Langs muren en stenige paden is het daardoor meestal lekker warm. Nectarrijke planten langs een muur of langs de rand van een pad zijn daarom dikwijls erg in trek zijn bij vlinders.
- Bomen en struiken
Bomen, hagen, heggen en struiken vormen het geraamte van je tuin. Wilgen, sleedoorn en prunus-soorten zijn vroege bloeiers en zijn belangrijke nectarleveranciers. Het boomblauwtje is een klein vlindertje dat verschillende houtige soorten als waardplant gebruikt: hulst, klimop, wegedoorn, kornoelje, struikheide, kardinaalsmuts, sporkehout. Je vindt boomblauwtjes tot in de kleinste stadstuinen.
Heb je een kalkrijke bodem, dan kan je kiezen voor wegedoorn; een soort waarop je de citroenvlinder terugvindt. - Mini-bosrand
Vlinders houden van naar het zuiden gerichten bosranden. Ze vinden er veel beschutte plekjes in de zon. In je tuin kan je ’n zuidelijke bosrand nabootsen door enkele bomen aan te planten met een struikengordel ervoor en dan een kruidlaag die overgaat in het gazon … Heb je een kleine tuin, dan kan je ’n mini-bosrand aanleggen. Daar kan je de bomen vervangen door een geschoren haag of door klimplanten. Die laat je dan overvloeien via een bloemenborder naar je gazon.
In je mini-bosrand kan je nectarrijke planten gebruiken zoals wilde kamperfoelie, sleedoorn, wegedoorn, geoorde wilg, grauwe wilg, brem of braam.
- Hagen en heggen
Om windstille plekjes te maken zijn hagen en heggen beter dan een schutting. Een schutting onderbreekt de wind, hagen en heggen doven de wind stilletjes uit.
Een heg is een min of meer lijnvormig element, samengesteld uit één en dezelfde soort struiken of uit verschillende soorten. Meestal wordt een heg niet gesnoeid in de hoogte, soms wel in de breedte. Let op met je soortenkeuze. Veel struiken worden als snel 4 meter breed.
Een haag is een vrij strak groenelement dat eveneens uit een of meerdere soorten kan bestaan. Hagen worden regelmatig geschoren en geven veel groenafval. Soms worden opgaande bomen tussen de haag in geplant. Die worden als oriëntatiepunt en ontmoetingsplek gebruikt door vlinders.
- Kruidentuin- en moestuin
Bloeiende kruiden vormen een goede nectarbron. Vooral sterk geurende kruiden, zoals tijm, lavendel, munt, hysop, salie, rozemarijn en marjolein worden veel door vlinders bezocht.
De bloemen van braam, framboos en aardbei zijn een favoriete nectarbron voor het oranje zandoogje, de gehakkelde aurelia en diverse blauwtjes. Blauwtjes voeden zich ook met nectar van peulvruchten, zoals de erwt en de tuinboon. Op doorgeschoten radijzen komen ook heel veel vlinders af.
Koolwitjes hun eitjes op kolen. De rupsen eten grote gaten uit de bladeren en eten het blad soms kaal tot op de nerf. Om te vermijden dat je kolenoogst door een rupsenplaag mislukt, bedek je het grootste deel van je koolgewassen met een gaas tegen insecten.
Op het loof van wortelen, dille en venkel kan je soms grote geelgroene rupsen aantreffen. Het zijn de rupsen van de prachtige koninginnepage. Als ze teveel schade aanbrengen, kan je de rupsen op 1 of enkele planten samen plaatsen. Zo is er voldoende eten voor mens én vlinder.
- Klimplanten
Verschillende klimplanten zijn belangrijke waardplanten voor vlinders: klimop voor de citroenvlinder, Oost-Indische kers voor koolwitjes. Nectarrijke soorten zijn oa. heggenrank, vogelwikke, clematis met kleine geurende bloemen, breedbladige lathyrus, hop en (doornloze) braam.
- Molshopen
Molshopen worden door de meeste tuiniers vervloekt. Verschillende vlinders gebruiken ze echter als uitkijkpost. Op de kale plekken grond kiemen dan weer soorten als veldzuring, viooltjes en weegbree, nuttig voor kleine vuurvlinder, kleine parelmoervlinder en wie weet wel de veldparelmoervlinder
- Bloemrijk grasland
- Overwinteringsplaatsen
Elke vlindersoort heeft zijn eigen methode om de winter door te komen; als eitje, rups, pop of vlinder.
Sommige soorten zoals de atalanta en de distelvlinder zoeken in de winter zonniger oorden op en vliegen naar het warme zuiden. In het voorjaar keert een nieuwe generatie weer terug.
De dagvlinders die als vlinder hier overwinteren (citroenvlinder, grote vos, kleine vos, dagpauwoog,…) zoeken een beschut plekje op zoals een zolder, een holte in de grond, een schuurtje, een holle boom of een houtstapel. De citroenvlinder gaat gewoon onder de bladeren van groenblijvende planten hangen zoals klimop of hulst.
De meeste vlinders overwinteren als rups of pop. Soorten die als pop overwinteren kan je al vroeg in het voorjaar zien (koninginnepage, landkaartje, oranjetipje).
Eitjes, rupsen en poppen zitten tussen planten of uitgebloeide stengels, in het strooisel, onder dorre bladeren, in het gras of in de grond. Ruim je tuin dus niet te proper op voor de winter. In een kale, schoongeharkte tuin kan geen vlinder overwinteren. Laat het dode plantenmateriaal tot in de lente staan. Wat er daarna overblijft, kan je versnipperen en tussen de overblijvende beplanting laten verteren.
- Vlinderkast- zin
of onzin
Op diverse plaatsen zijn vlinderkasten te koop. Door de verticale sleuven kunnen vlinders een ongestoord rustplekje opzoeken voor de nacht en voor de winter. In praktijk blijkt dat voornamelijk spinnen en allerhande kleine insectjes de weg naar de vlinderkasten vinden, maar dat je er zelden een vlinder in ziet.
-
Warmte en beschutting
- Omvormen van een
bestaande tuin of inrichten nieuwe tuin
Met een nieuwe tuin kan je nog alle kanten uit. Bij bestaande tuinen moet je rekening houden met wat al aanwezig is. Meestal is dat een voordeel.
In een bestaande tuin zijn er dikwijls oude(re) bomen en struiken aanwezig. Ze geven direct 'body' aan je tuin. Beetje bij beetje kan je je tuin dan omvormen tot een voor vlinders interessantere tuin door het gericht zetten van nectar- en waardplanten bijvoorbeeld.
Bij aanplant van nieuwe bomen, struiken en hagen houdt je best rekening met de schaduwwerking ervan, zowel voor vlinders als voor jezelf. Vlinders houden van zon. Vlinders zoeken enkel de schaduw op als het echt te warm is. Plant ook niet te dicht, bomen en struiken groeien sterk in hoogte én breedte.
- Omheining
Hagen en heggen bieden beschutting, voedsel en nestgelegenheid voor allerlei dieren. Ze vormen dan ook de meest diervriendelijke omheining voor je tuin. Heb je niet voldoende plaats of heb je een ommuurde tuin, dan zijn er nog ander mogelijkheden. Je kan een muur of schutting laten begroeien door klimplanten. Een andere mogelijkheid is een vlechtwerk van wilgentenen of andere natuurlijke materialen. Vlinders vinden er beschutting.
- Belang van gifvrij
beheer
Het grootschalig gebruik van bestrijdingsmiddelen is een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang van dagvlinders. Bestrijdingsmiddelen doden niet alleen rupsen. Ook vlinders die even gaan uitrusten op een plant die met bestrijdingsmiddelen is behandeld kunnen sterven.
In een siertuin heb je helemaal geen bestrijdingsmiddelen nodig. Als je een gevarieerde beplanting hebt en je de juiste plant op de juiste plaats zet, zal je weinig te maken krijgen met ziekten en plagen. En gaat er toch nog eens iets mis, relativeer het probleem dan ook. Planten kunnen best wel tegen een stootje.
- Van voedselrijk naar voedselarm
Voedselarme graslanden zijn rijker aan bloemen dan voedselrijke. Wanneer je start vanuit een sterk aangerijkte bodem, kan het nuttig zijn om de eerste jaren regelmatig alles kort te maaien zonder te bemesten. Op die manier verwijder je voedingsstoffen. Van zodra er bloemen en kruiden opduiken ipv enkel gras, kan je minder gaan maaien of gefaseerd gaan werken.
Op vochtige en van nature voedselrijke bodems is het soms onmogelijk om verder te verarmen. Je kan er kiezen voor een ruigte. Ruigtekruiden als kattenstaart, wilgenroosje, grote wederik of koninginnekruid zijn vaak ideale nectarbronnen.
- Beetje geluk
Je hebt natuurlijk niet alles zelf in handen. Of je veel of weinig vlinders naar je tuin kan lokken is ook afhankelijk van de omgeving waarin je tuin ligt. Een tuin in een kleinschalig landschap met veel bloeiende planten zal sneller verschillende soorten vlinders op bezoek krijgen dan een ingesloten stadstuintje. Laat je echter niet ontmoedigen: ook op een terras of in de allerkleinste stadstuin, zelfs in bloembakken zullen nectarrijke planten vrolijke fladderaars aantrekken.
- Omheining